Bridge logo

Coup en Passant

 
Onder Coup en Passant wordt verstaan: het spelen van een kaart uit een zijkleur zodat met een kleine troefkaart achter de hoge troeven van de tegenpartij een slag gemaakt kan worden.

Het onderstaande voorbeeld maakt de zaak duidelijk:
  -
x x
-
-

 
-
V B
-
-
T
-
A
-
 
x
-
x
-
 


Er wordt een schoppencontract gespeeld met zuid als leider terwijl de dummy aan slag is.

Zuid heeft geen hoge kaarten meer om een slag te maken, maar wanneer hij een kleine harten uit noord speelt moet oost beslissen of hij die slag met de tien gaat troeven of de ruitenaas gaat bijspelen.
Wanneer oost troeft verdwijnt er bij noord een ruiten en kan hij de laatste slag maken met zijn kleine troefje. Wanneer oost niet troeft, dan troeft zuid met zijn laatste troefje.
In beide gevallen zal zuid dus nog een troefslag maken.

Deze speelwijze wordt "Coup en Passant" genoemd.

In 1999 werd in "The Daily Bulletin" een spel beschreven waarin Bob Schwartz in het onderstaande spel de Coup en Passant toepaste.
Deler: Noord
Kwetsbaar: OW
H x x
H V T x
A x
A H x x
 
V B T x
A x x x
-
B x x x x
A x
B x x x x
H B x x
T x
 
x x x x
-
V T x x x x x
V x
 
 
West  Noord  Oost  Zuid
   1 1)   1 2)  pas
3 3)  allen passen

1) = sterk en conventioneel (17+)
2) = Multidefense, harten of de zwarte kleuren
3) = pas of corrigeer

 

Noord speelde eerst het aas en de heer van klaveren en switchte daarna naar ruitenaas, getroefd door west.
West speelde daarna hartenaas en was natuurlijk niet blij toen zuid niet bekende.
Hij vervolgde met schoppenvrouw (welke noord natuurlijk dook) en speelde daarna een vrije klaveren uit de hand.
Noord troefde niet en de leider speelde schoppenaas op die vrije klaveren.
West speelde daarna schoppenboer; gedekt met de heer en getroefd in oost. Uit oost werd een kleine ruiten gespeeld welke door de leider werd getroefd, waarna de volgende vrije klaveren werd gespeeld.
Dit resulteert in een eindspel met de volgende verdeling:
Deler: Noord
Kwetsbaar: OW
x
H V T
-
-
 
T x
x
-
x
-
B x x
H
-
 
x x
-
V T
-
 

Op dit punt speelde west zijn laatste klaveren uit de hand.
1.  Wanneer noord nu laag troeft, dan troeft de leider in oost over; speelt ruitenheer na.
Wanneer noord deze slag troeft maakt west schoppentien nog en wanneer noord de schoppennegen bijspeelt worden van bovenstaande vier slagen er altijd twee gemaakt door de leider.
2.  Wanneer noord schoppennegen bijspeelt gooit de leider ruiten heer af in de dummy en maakt hij hartenboer nog altijd: ook nu worden van bovenstaande vier slagen er nog twee door de leider gemaakt.
3.  Wanneer noord hoog troeft, speelt de leider in oost ook een kleine harten bij (hij ondertroeft).
Het maakt niet uit welke kaart noord naspeelt:
1.  wanneer hij schoppennegen speelt dan neemt west die slag met de tien en blijft hartenboer-klein nog achter hartenvrouw-tien liggen voor de tweede slag.
2.  wanneer hij een kleine troef naspeelt dan neemt west die slag met de boer en speelt harten terug zodat noord nog een schoppen naar de tien moet spelen: de leider maakt twee van de vier laatste slagen.
3.  wanneer hij hartenvrouw en harten na speelt, maakt oost nog hartenboer en ruitenheer; de leider maakt twee van de vier laatste slagen.