Bridge logo

Regel van 14

 
Deze methode is ontwikkeld door Malcolm MacDonald en gepubliceerd in "The Bridge Bulletin, January and February 1998". De bedoeling is om te kunnen bepalen of een dwangpositie nuttig is of niet. Ook indien bijvoorbeeld een snit een van de mogelijkheden is zou de mogelijkheid van een dwangpositie eerst moeten worden onderzocht wanneer er ergens 1 slag gevonden moet worden.

De regels hieronder weergegeven zijn eenvoudig en goed toepasbaar:
1:   Tel het aantal verliesslagen.
2:   Tel het aantal vaste slagen.
3:   Tel het aantal kaarten die een verdediger in de dwang kleuren nodig heeft.
  Indien het totaal van deze som 14 is, is er waarschijnlijk een dwang mogelijk.
  Indien het totaal van deze som minder dan 14 is, is er geen dwang mogelijk.

De regel van14 kan direct bij de eerste slag worden toegepast, of op ieder ander moment dat de leider ziet dat het contract -1 slag te maken is. De regel is toe te passen tegen iedere verdediger afzonderlijk of door een dubbele dwang tegen beide tegenstanders tegelijkertijd.
De slagen die gemaakt kunnen worden in de dwangkleur(en) worden bij de maakslagen opgeteld.
Wanneer je een pseudo-dwang wilt (moet) toepassen is de regel niet 14, maar altijd 13.

De regel van 14 garandeert niet dat een dwang altijd goed zal gaan, het is simpelweg een gereedschap welke indiceert of een dwang mogelijk is.

Voorbeeld:
 
Dummy
VT9
963
T62
HV74
 
West
73
HB42
AHV
BT98
 
Oost
642
T875
B975
53
 
Zuid
AHB85
AV
843
A62
 
     
Zuid West Noord Oost
1 Doublet 2 Pas
4 Pas Pas Pas

West start met Aas en vervolgt met Heer en Vrouw en daarna Boer.
Op dit moment kan zuid negen slagen tellen: 5 schoppens, 1 harten en 3 klaverslagen. Hij komt dus 1 slag te kort om het contract te maken.
Omdat west een negatief doublet heeft gegeven zal zuids hartensnit ongetwijfeld fout zitten. Ook kan zuid hopen op een 3-3 zitsel van de klaveren om zo het contract maken, maar ook dit is niet waarschijnlijk na het negatieve doublet.

 

Daar de condities om een dwang toe te passen aanwezig zijn (zuid mist al 3 slagen), bekijkt zuid of een dwang mogelijk is.
1:   Zuid heeft 3 slagen die verloren moeten zijn.
2:   Zuid heeft 6 vaste slagen. 5 Schoppen slagen en 1 klaveren slag die al gemaakt is.
3:   West, de verdediging, moet twee hartens ( Hx) en drie klaveren ( T98) vast kunnen houden om het contract down te spelen.

Wanner we nu de regel van 14 gaan toepassen geldt: 3 slagen die al verloren zijn, plus 6 slagen die gemaakt gaan worden, plus 2 kaarten (harten) die door de verdediger moet worden vast gehouden plus 3 kaarten (klaveren) die door de verdediger moet worden vast gehouden is gelijk aan 14.

Nadat west 3 ruitenslagen heeft gemaakt en klaveren boer is teruggekomen, door zuid genomen; trekt zuid 3 rondjes troef, eindigend in zijn hand. West moet nu op de derde schoppen of een harten of een klaveren kaart bijspelen.
West moet wel een kleine harten bijspelen om te voorkomen dat een klaveren winner verloren gaat.
Wanneer zuid de volgende schoppen speelt kan west nog een harten bijspelen.
Wanneer zuid nu zijn laatste schoppen speelt zit west in dwang:
Wanneer hij een klaveren bijspeelt wordt de vierde klaveren van noord de 10e slag, en
wanneer hij een harten speelt wordt harten vrouw de 10e slag.


De bedoeling van de regel van 14 is om te onderzoeken of een dwang mogelijk is of niet. Ook de verdediging kan deze regel toepassen.
Hieronder een voorbeeld daarvan:
Dummy
HT74
2
B753
AB65
West
VB3
A4
AHV2
T974
Oost
952
873
864
HV82
Zuid
A86
HVBT965
T9
3
 
Zuid West Noord Oost
4 Pas Pas Pas

West moet uitkomen en begint met twee hoge ruitenslagen, Aas en Heer, en vervolgt met 4 (partner signaleerde een oneven aantal, dus de leider heeft slechts 2 ruitens, en het doorspelen van de ruitenkleur zou voor NZ een ruitenslag ontwikkelen). De leider neemt Aas in de dummy en speelt troef. West kan deze slag duiken of niet maar komt toch aan slag met Aas, maar zuid zal 4 kunnen maken. Normaal zou het niet slecht zijn geweest voor west om klaveren door te spelen om zodoende de schoppenkleur te beschermen, maar nu heeft dat zuid de mogelijkheid gegeven voor een dwangspel in schoppen en ruiten.
Zoals het spel tot en met de tweede slag verlopen is heeft zuid 3 zekere verliezers: 2 ruitens en 1 harten. Om te beginnen gaat west gaat er van uit dat zuid begonnen is met een 8-kaart harten, een 2-kaart ruiten, een singleton klaveren en daarom een dubbelton schoppen. Maar met die verdeling kan west zien dat het contract niet down kan, en moet hij er maar van uit gaan dat zuid is begonnen met een 7-kaart harten i.p.v. een 8-kaart, dus met: een 7-kaart harten, een 2-kaart ruiten, een singleton klaveren en een 3-kaart schoppen. De enige mogelijkheid ligt dan nog in een schoppenverliezer die voor de downslag moet zorgen.

 

Na deze overwegingen, nadat twee ruitenslagen zijn gemaakt, ziet west een mogelijkheid om het contract down te spelen en past hij de Regel van 14 toe.
1:   Zuid heeft 3 verliezers.
2:   Zuid heeft 7 vaste slagen, 6 hartens en klaveren aas.
3:   West moet 4 kaarten vast kunnen houden, V en VB3.
  Dit is totaal: 14.

West moet daarom, ondanks dat hij weet dat zuid slechts 2 ruitens heeft, in slag 3 ruiten vrouw na spelen. Zuid troeft deze slag, en moet wel troef naspelen. West neemt troef aas en moet weer ruiten naspelen welke oost moet troeven zodat ruitenboer geen winner wordt.
Op deze manier kan zuid niet meer spelen op een ruiten-schoppen dwangspel tegen west, en west, de verdediging, heeft een dwang kunnen voorkomen m.b.v. de Regel van 14.
>